Willen we dit eens proberen?
Met gemengde gevoelens las ik dit weekend het opiniestuk in De Standaard over de verloren eer van de homo politicus. Het is inderdaad geen fraai politiek schouwspel dat wordt opgevoerd. Een paringsdans met extreem-rechts en -links voor de galerij, regeringsonderhandelingen die daardoor maar niet opstarten, parlementaire vergoedingen die worden uitbetaald zonder één vergadering, persoonlijke affaires die breed worden uitgesmeerd.
Ik kan begrijpen dat de burger een dégout zou krijgen van politici. Op basis van wat het beeld dat nu geschetst wordt voel ik die ook.
Maar ik ben ook een nieuw verkozen parlementslid. Ik ben in de politiek gestapt vanuit een rechtvaardigheidsgevoel. Als kleine zelfstandige kreeg mijn vader op jonge leeftijd een hersenbloeding, als jonge studente werd ik geconfronteerd met de administratieve mallemolen en financiële miserie waar mijn ouders door gingen. Na zestien jaar werken achter de schermen van de politiek, is de onrechtvaardigheid die ik toen voelde nog steeds mijn drijfveer. Vanuit ervaringen van mensen, kleine en grote problemen, oplossingen zoeken die burgers vooruit helpen en onrechtvaardigheden weg werken. Die hen het gevoel geven dat er een overheid is die hen ondersteunt wanneer ze dat nodig hebben, maar die hen ruimte geeft wanneer ze vooruit willen.
Daarom betreur ik het zo dat deze kant van het verhaal nooit wordt belicht. Het verhaal van iemand die met hard werken en knokken zijn weg vindt naar de politiek om goed te doen. Om dat steentje te verleggen in de rivier. Want ja, ze zijn er wel. Ze zijn zelfs in de meerderheid. Politici die leven voor hun job, politici die echt iets willen veranderen in het leven van de burgers, politici die dag en nacht werken. Wanneer hebben we nog eens een positief verhaal mogen lezen over een burgemeester die ’s nachts met de laarzen aan, mee water staat weg te scheppen bij zijn inwoners? Of het bericht van een minister die tot ’s morgens vroeg zit te werken op zijn kabinet om zijn dossiers onder de knie te krijgen? Wie me niet gelooft, mag gerust eens een week met mij meelopen.
We hebben inderdaad in de politiek meer nood aan staatsmanschap, we schreeuwen met z’n allen naar minder politieke spelletjes en meer diepgang. Maar mag dit dan ook aan de andere kant zo verteld worden? Zullen we niet meer gedwongen worden om onze boodschap neer te pennen in 280 tekens? Of zullen we ook eens een journalist aan de lijn krijgen wanneer we goed nieuws te vertellen hebben of een niet sensationele beleidsdaad die mensen vooruit helpt? In plaats van enkel op zoek te gaan naar controversiële uitspraken over zaken waarvan een burger al gauw denkt ‘waar zijn die toch mee bezig’? Als de klassieke media zichzelf wil heruit vinden door zelf ook te ‘vertwitteren’, dan vrees ik dat ze noch zichzelf, noch de samenleving een dienst bewijst. De diepgang die klassieke media kan brengen is haar unique selling point in een mediawereld waarin controverse en lichtzinnigheid met hopen te vinden zijn op twitter.
Willen we een andere manier waarop aan we aan politiek doen, dan hebben we vooreerst rechtgeaarde politici nodig. Na de oplawaai van 26 mei is het tijd voor bescheidenheid en bezinning. De boodschap is aangekomen. Maar naast de ommekeer bij politici hebben we een pers nodig die niet op zoek is naar de zoveelste smeuïge roddel, maar journalisten en redacties die een correct verhaal willen brengen. Genuanceerd en neutraal. En een burger die begrijpt dat we niet alle zonden van de wereld kunnen oplossen. Willen we dat na een deugddoende vakantie eens proberen? Het zou een verademing zijn.
Stephanie D’Hose
Vlaams Parlementslid