Gebruik voorbehouden parkeerplaatsen voor mensen met een handicap
Gebruikers van een parkeerkaart voor mensen met een handicap signaleren dat de Gentse politie er een wel zeer strikte interpretatie van het gebruik van de kaart zou op nahouden. De wegcode stelt dat de kaart enkel mag gebruikt worden als houder zelf rijdt of meerijdt met het voertuig.
De strikte interpretatie van deze bepaling door de politie zou tot gevolg hebben dat men bijvoorbeeld mét de parkeerkaart een voorbehouden parkeerplaats niet mag gebruiken om de kaarthouder op te halen of om boodschappen naar de wagen te brengen in afwezigheid van de kaarthouder.
Concreet heb ik dan ook volgende vragen:
- Zijn er binnen het Gentse politiekorps richtlijnen voor het optreden m.b.t. het gebruik van voorbehouden parkeerplaatsen voor mensen met een handicap? Zo ja, waaruit bestaan deze?
- Klopt het dat de voorbehouden parkeerplaatsen in geen geval kunnen/mogen gebruikt worden in afwezigheid van de kaarthouder, bvb. om deze af te halen?
Stephanie D'Hose
Gemeenteraadslid
Antwoord:
Artikel 27bis (“Parkeerplaatsen voorbehouden voor personen met een handicap”) van het Algemeen Verkeersreglement (K.B. 1/12/1975) stelt in dat verband het volgende: “De parkeerplaatsen gesignaleerd zoals voorzien in artikel 70.2.1.3°c) zijn voorbehouden voor voertuigen die gebruikt worden door de personen met een handicap die houder zijn van de speciale kaart bedoeld in artikel 27.4.3 of van het door artikel 27.4.1 hiermee gelijkgestelde document. Die kaart of dit document moet aangebracht worden op de binnenkant van de voorruit of, als er geen voorruit is, op het voorste gedeelte van het op die plaatsen geparkeerde voertuig”.
Artikel 27.4 (“Parkeerfaciliteiten voor personen met een handicap”) van hetzelfde reglement stelt anderzijds het volgende: “De beperkingen van de parkeertijd gelden niet voor de voertuigen die gebruikt worden door personen met een handicap wanneer de speciale kaart bedoeld in 27.4.3 is aangebracht op de binnenkant van de voorruit of, als er geen voorruit is, op het voorste gedeelte van het voertuig”.
Het begrip “gebruikt worden door personen met een handicap” wordt wettelijk niet gedefinieerd, bepaald of gepreciseerd, aangenomen mag worden dat het slaat zowel op het zelf rijden/besturen door de persoon met een handicap, als op het vervoerd worden als passagier. Dit impliceert dat de persoon met een handicap in kwestie steeds (mede)gebruiker en (mede)inzittende is/moet zijn van het voertuig. Alleen dan mag de gehandicaptenkaart (origineel document!) worden voorgelegd in het voertuig. De kaart is enkel toegekend aan een welbepaald persoon, maar niet aan een specifiek voertuig.
Wanneer bijvoorbeeld de kaarthouder meerijdt in het voertuig en de begeleider( bestuurder van het voertuig) de kaarthouder begeleidt tijdens de uitstap/doktersbezoek enz... mag in deze gevallen ongetwijfeld geparkeerd worden op een voorbehouden parkeerplaats voor gehandicapten, uiteraard mits voorlegging van de speciale kaart, toebehorend aan de persoon met een handicap in kwestie. Immers, de persoon met een handicap zat in het voertuig, zowel tijdens de heenrit als tijdens de terugrit.
Het geval waarin het enkel gaat om het ophalen of afzetten van de kaarthouder is een twijfelgeval, omdat de wetgever het begrip “gebruikt worden door personen met een handicap” wettelijk niet heeft gedefinieerd, bepaald of gepreciseerd. Deze lacune maakt het de politiediensten niet altijd gemakkelijk. Aangezien de persoon met een handicap niet in het voertuig zat, toen hij werd opgehaald, zou men kunnen stellen dat in dit geval de speciale kaart niet mocht voorgelegd worden en dat bijgevolg niet mocht geparkeerd worden op een voorbehouden parkeerplaats. Vanuit dezelfde redenering zou dit anderzijds wel mogen bij de heenrit (bij het brengen dus), vermits de persoon met een handicap dan wel in het voertuig zat. Alvorens evenwel over te gaan tot bekeuren, zal de politieman zich in ieder geval best vergewissen van de precieze/juiste toedracht en eventueel de waarachtigheid van de uitleg van “overtreder”, zodat hij kan oordelen met volledige kennis van zaken. Voor stilstaan stelt zich uiteraard geen enkel probleem vermits de parkeerregels en –borden hierop niet van toepassing zijn. Stilstaan, zijnde de tijd nodig voor het in- of uitstappen van personen of voor het laden of lossen van zaken, door eenieder mag gebeuren op een voorbehouden parkeerplaats, vermits men niet “parkeert” als dusdanig. Het bezitten of voorleggen van de speciale kaart is derhalve niet vereist.
Inbreuken worden actief opgespoord. In principe wordt enkel bekeurd in duidelijke/flagrante en onbetwistbare gevallen, zodat er geen discussie mogelijk is achteraf.
Bij vaststelling van inbreuken kan een GAS-boete worden uitgeschreven op grond van artikel 30 van de politieverordening betreffende overtredingen op het stilstaan en het parkeren (overtreding van de tweede categorie - administratieve geldboete van 110,00 €). De interne korpsinstructies voorzien bovendien de mogelijkheid om voertuigen gerechtelijk te takelen, die onterecht geparkeerd staan op een voorbehouden parkeerplaats. Indien iemand niettemin meent onterecht een GAS-boete te hebben opgelopen, dan kan hij hiervoor nog altijd een verweerschrift indienen binnen de 30 dagen bij de sanctionerende ambtenaar, die dan naderhand een beslissing zal moeten treffen, eventueel na betrokkene gehoord te hebben.
Indien iemand meent onterecht te zijn getakeld, dan kan hiervoor eveneens een bezwaarschrift worden ingediend binnen de 3 maanden bij het College van burgemeester en schepenen (cfr. Stedelijk Belastingreglement met betrekking tot het takelen en het bewaren van voertuigen). De politie handelt in deze dus niet almachtig.
Daniël Termont
Burgemeester