Het treinongeval te Wetteren met ontsporing van wagons met gevaarlijke stoffen
Gelet op het treinongeval te Wetteren op 3 mei 2013 waarbij verschillende goederenwagons zijn ontspoord en waarbij grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen in een dicht bewoonde omgeving terecht zijn gekomen; Dat door dit incident verschillende personen uit de directe en indirecte omgeving zijn getroffen en er zelfs een dodelijk slachtoffer te betreuren viel;
Dat de hulpdiensten meerdere dagen hebben nodig gehad om de rechtstreekse gevolgen van deze ramp voor mens en milieu te milderen;
Dat nog niet geheel duidelijk is welke gevolgen de verspreiding van deze gevaarlijke stoffen (acrylonitril) voor mens en milieu zullen hebben op de langere termijn;
Dat, ondanks de goede zorgen van de federale en Vlaamse diensten toch gebleken is dat het vervoer van gevaarlijke stoffen doorheen de bebouwde kom erg risicovol is en indien mogelijk zoveel als mogelijk zou moeten vermeden worden;
Overwegende dat de Europese en Belgische wetgeving terzake (in casu vooral de Europese ADR regelgeving over de weg, de RID regelgeving voor het spoor, en de ADN over de waterwegen) vooral gericht is op de bestrijding van de incidenten en geen aanbevelingen bevat over de ruimtelijke of omgevingsaspecten;
Dat onze dichtbevolkte en ruimtelijk versnipperde regio, gelegen binnen de Rijn Schelde Delta, bijzonder kwetsbaar is, precies omdat deze het hinterland vormt voor productie en verwerking van gevaarlijke stoffen welke via de mainporthavens van de Rijn Schelde Delta worden aan- en afgevoerd;
Overwegende dat uit een onderzoek, uitgevoerd in opdracht de Rijn Schelde Delta (2009), rond “Grensoverschrijdende afstemming vervoer van gevaarlijke stoffen, analyse van beleidspraktijken in Vlaanderen en Nederland” gebleken is dat een meer geïntegreerde benadering van mobiliteit, ruimtelijke ordening en externe veiligheid absoluut noodzakelijk is, waarvoor duidelijker kaders dienen te worden vastgelegd, en duidelijker afspraken over de verdeling van verantwoordelijkheden wenselijk en noodzakelijk zijn, onder meer omdat de taken en bevoegdheden rondom deze aspecten op diverse bestuurlijke niveau’s geörganiseerd worden;
Dat gebleken is dat ook inzake de verzameling van data, de berekening van de risico’s, en spreiding over de diverse vervoersmodi, een inhaalbeweging noodzakelijk is;
dat de MORA (mobiliteitsraad Vlaanderen) in haar mobiliteitsrapport (2009) heeft opgemerkt dat er nood is aan algemene en gedetailleerde cijfers voor het Vlaamse grondgebied inzake de specifieke kenmerken en performantie van het goederenvervoer (beladingsgraad, trajectsnelheden, corridorgegevens, multimodaal vervoer, …) alsook een duidelijk beeld van de grootte, samenstelling en modal split van de goederenstromen;
Dat meerdere delen van de bebouwde kom van Gent te maken hebben met trafieken, per spoor, over het water en over de weg, van gevaarlijke stoffen;
Ook verwijzend naar eerdere moties van deze gemeenteraad, oa deze van 6 juni 1988 nav een incident met een spoorwagen geladen met 20 ton vloeibare uranium U308, waarbij toen reeds vanuit de stad Gent aan de hogere overheid gevraagd werd beter betrokken en geïnformeerd te worden bij nucleair transport over het grondgebied;
Dat het niet duidelijk is of er geen alternatieve routes voor deze gevaarlijke stoffen denkbaar en realiseerbaar zijn zodat de bebouwde kom niet meer of minder moet doorkruist worden;
Dat uit de studie van de RSD, hierboven vermeld, gebleken is dat deze onderzoeken en deze planning door Vlaanderen - maar in samenwerking met de federale overheid - dient te gebeuren;
Vraagt de gemeenteraad van Gent aan de Vlaamse en aan de federale regering werk te willen maken van een geïntegreerd en gecoördineerd beleid inzake mobiliteit, ruimtelijke ordening en externe veiligheid:
- met t.b.v. de beleidsvoorbereiding een inschatting van de risico’s van transport van gevaarlijke stoffen voor de verschillende vervoersmodi (met speciale aandacht voor pijpleidingen)
- met het ontwikkelen van de noodzakelijke data, o.m. met het oog op het vastleggen van de meest optimale routes in een ‘basisnet gevaarlijke stoffen’;
- In overleg met de lokale overheden en met de gebruikers worden de meest optimale routes bepaald, waarbij de risico’s zo maximaal mogelijk beperkt en gespreid worden over de verschillende vervoersmodi (weg, waterweg, spoor, pijpleiding), en de nodige afspraken gemaakt worden met de sector rond het verplicht gebruik ervan.
- speciale aandacht te ontwikkelen voor de specifieke ruimtelijke situatie van Vlaanderen : dicht bebouwd met een sterke ruimtelijke spreiding van steden en andere woonkernen; de ontwikkeling van een risicokaart voor transport van gevaarlijke transporten kan hiervoor de gids zijn.
- Het stadsbestuur van Gent en haar bevoegde stedelijke diensten te betrekken bij deze planning, gelet op hun kennis van het terrein.
Stephanie D'Hose
Gemeenteraadslid