Herdenking aanslagen 22 maart
Sommige dagen zijn duisterder dan andere. Ook al weet je het niet direct. Het zijn dagen die ogenschijnlijk normaal beginnen. Met een wekker, met koffie, met een kus aan je lief. Tot ze komt. De duisternis. Plotsklaps. Onaangekondigd. Onverwacht. Onnodig.
Muisstil op ons afgeslopen, stort ze zich met daverend geraas neer, alles door elkaar schuddend. Vanuit een vernietigend epicentrum deint ze uit, en vloeit ze als een inktwarte vlek door alles heen. Rampen, geweld, aanslagen. Allemaal hebben ze dat effect. Ze rijten het goede aan flarden en slaan een schaduw over onze samenleving. Ze breken iets, niet alleen bij de slachtoffers, niet alleen bij hun vrienden en familie, maar bij ons allemaal.
Tweeëntwintig maart tweeduizendzestien. Vier mei tweeduizendnegentien. Zes februari tweeduizenddrieëntwintig. Het zijn tragedies die ontelbaar veel emoties tegelijk oproepen. Verstomming. Angst. Woede. Dadendrang. Verontwaardiging. Verdriet. Sommige ebben weg, andere blijven eeuwig plakken. Slechts één emotie nooit. Gewenning.
Dus zoeken we steun bij elkaar. Want rampen en tragedies hebben de paradoxale gewoonte om mensen dichter samen te brengen. Mensen zijn sterk. Mensen laten zich niet verslaan. We zijn vechters die rechtstaan als we neergeslagen worden en en die een hand uitsteken als we iemand zien vallen.
En daarover gaat het vandaag op deze herdenking. Over een vreselijke herinnering, die ons sterker maakt. Over de menselijke wil om de duisternis in licht om te zetten. En over de fakkeldragers die ons daarin gidsen. Mensen die de handen uit de mouwen steken en zelf de wereld een betere plek maken. Vanuit de wetenschap dat geen duisternis dicht genoeg is, om geen licht door te laten.
Ik ben dankbaar om samen te kunnen herdenken, om herinneringen in leven te houden, en nieuwe herinneringen te maken.
Het is zo dat we de wereld mooier, veiliger en warmer maken. Door zelf goed te zijn. Door zelf licht uit te stralen. Door zelf zin te geven.